Rasstandaard van de beauceron
FCI -standaard No.44 / 19 december 2001
Berger de beauce ("Beauceron, bas rouge")
- Vertaling: Beauceronclub Nederland mw. N.B. Langereis en J. de Gids
- Land van herkomst: Frankrijk
- Publicatiedatum en in werking treden van de originele standaard: 29 november 2001
- Gebruik: herdershond en bewaker van de kudde
- Classificatie F.C.I.: groep 1 Herdershonden en veedrijvers (met uitzondering van de Zwitserse Sennenhonden)
- Sectie 1: Herdershonden. Met werkproef.
Kort historisch overzicht
Hond van Beauce, beauceron en roodkous zijn namen die aan het eind van de 19e eeuw ontstaan zijn om de oude Franse herdershonden van de vlakte te benoemen, die van hetzelfde type waren, met het gladde haar aan het hoofd, de stugge en korte vacht en met gecoupeerde oren.
Het lichaam had brand -aftekeningen, met name aan de uiteinden van de vier benen, dat ertoe heeft geleid dat de fokkers deze honden in die tijd roodkousen zijn gaan noemen.
De meest voorkomende vacht was zwart met brand, maar er waren ook grijze honden of geheel zwarte, zelfs geheel roestbruine. Deze honden werden gefokt en geselecteerd op hun aanleg voor het drijven en bewaken van de schaapskudden.
Algemeen voorkomen
De beauceron is een grote hond, rustiek, stevig, krachtig, goed gebouwd en gespierd, maar zonder lomp te zijn.
Belangrijke verhoudingen
De beauceron is gemiddeld van verhouding. De lengte van het lichaam, van boeggewricht tot zitbeen moet iets groter zijn dan de schofthoogte. Het hoofd is lang: 2/5 van de schofthoogte. De breedte van de schedel en de hoogte van het hoofd zijn iets minder dan de helft van de lengte van het hoofd. De schedel en snuit zijn van gelijke lengte.
Gedrag en karakter
Vrij bij benaderen en zonder vrees. De uitdrukking is vrijmoedig, nooit vals, noch schuw noch onrustig. Het karakter van de beauceron moet braaf en onverschrokken zijn.
Hoofd
Het hoofd is goed besneden met harmonische belijning. Van opzij bekeken lopen de bovenbelijning van de snuit en de schedel zowat parallel.
Achterhoofdsgedeelte
Schedel
Vlak of licht gerond van de ene zijde naar de andere. De middengroef is slechts licht aangegeven, de achterhoofdsknobbel is zichtbaar op de top van de schedel.
Stop
de stop is slechts licht aangegeven en ligt op gelijke afstand van de achterhoofdsknobbel en de neuspunt.
Aangezichtsgedeelte
Neus
In verhouding tot de snuit, goed ontwikkeld, nooit een hazenlip en altijd zwart.
Snuit
Noch smal noch puntig.
Lippen
Stevig en altijd goed gepigmenteerd. De bovenlip moet de onderlip bedekken, zonder enige vorm van losheid. In de mondhoek moeten de lippen een zeer licht zakje vormen dat altijd stevig moet zijn.
Kaken/tanden
Scharende sterke tanden.
Ogen
Horizontaal, licht ovaal van vorm. De iris moet donkerbruin zijn en in geen geval lichter dan donker hazelnootkleurig zelfs wanneer de brand licht van kleur is. Bij de arlequin -variëteit zijn blauwe ogen toegestaan.
Oren
hoog aangezet. Zij worden rechtop staand gedragen, wanneer zij gecoupeerd zijn, noch naar elkaar toe noch uit elkaar staand, de toppen licht naar voren wijzend. Het goed gedragen oor is dat, waarvan het midden op een denkbeeldige lijn staat, die in het verlengde van de hals loopt. Ongecoupeerde oren worden half rechtop staand of hangend gedragen. Zij mogen niet plakken. Zij zijn vlak en nogal kort. De lengte van het ongecoupeerde oor moet de helft van het hoofd beslaan.
Hals
Gespierd, van goede lengte, harmonisch verlopend in de schouders.
Lichaam
Bovenbelijning
De rug is recht. De lenden is kort, breed en goed gespierd. Het kruis is slechts licht hellend.
Schoft
Duidelijk zichtbaar.
Borstkas
De borstomvang is meer dan 1/5 groter dan de schofthoogte. De borstkas reikt tot de elleboog. Hij is breed, diep en lang.
Staart
Gaaf, laag gedragen, tenminste tot de hak reikend, zonder naar links of rechts af te buigen, in een lichte haak in een J vorm gedragen. In actie mag de staart hoger gedragen worden, in het verlengde van de bovenbelijning.
Ledematen
Voorhand
Recht, zowel van voor als van opzij bekeken.
Schouder
Schuin en van een gemiddelde lengte.
Onderarm
Gespierd.
Voeten
Stevig, rond en gesloten. De nagels zijn altijd zwart. De kussens zijn hard maar desondanks veerkrachtig.
Achterhand
Recht, zowel van achter als van opzij bekeken.
Dij
breed en gespierd.
Spronggewicht
Fors, niet te dicht bij de grond geplaatst, de hoek grofweg op/ van de schofthoogte, een goed geopende hoek vormend met het onderbeen.
Middenvoet
Moet bijna verticaal, iets achter de punt van het zitbeen, staan.
Voeten
Stevig, rond en gesloten.
Wolfsklauwen
De herders zijn traditioneel gehecht aan het behoud van de dubbele hubertusklauwen. De wolfsklauwen vormen goed gescheiden 'duimen' met nagels, nogal dicht aangezet bij de voet.
Gangwerk/ beweging
Soepel en vrij. De ledematen bewegen goed eensporig. De beauceron moet een wijde draf met een uitgrijpende beweging hebben.
Vacht
Glad aanliggend op het hoofd, kort, dik, stevig en het ligt dicht tegen het lichaam aan, 3 tot 4 cm lang. De achterzijde van de dijen en de onderzijde van de staart zijn licht maar persé bevederd.
De ondervacht is kort, fijn, dicht en donzig, bij voorkeur muisgrijs, zeer gesloten en is niet zichtbaar door de dekvacht.
Kleur
a. Zwart met brand (zwart met roestbruine aftekeningen): 'roodkousen'. Het zwart is diepzwart en de brand, eekhoornrood gekleurd. De brandaftekeningen zijn als volgt verdeeld:
- Vlekken boven de ogen.
- Aan de zijkanten van de snuit, geleidelijk verlopend op de wangen, nooit tot onder het oor reikend.
- Op de borst, liefst twee vlekken.
- Op de keel.
- Onder de staart.
- Op de benen, geleidelijk naar boven verdwijnend, in geen geval meer dan een derde van het been bedekkend en aan de binnenzijde van het been wat hoger oplopend.
b. Arlequin (blauw gevlekt met roestbruine aftekeningen): Grijs, zwart met brand, de vacht is in gelijke delen grijs en zwart, de vlekken goed verdeeld, soms overheerst het zwart. De brandaftekeningen zijn gelijk aan die bij de zwart met brandvariëteit.
Een flauwe witte vlek op de voorborst is toegestaan.
Grootte
Schofthoogte
- Reu: van 65 cm -70 cm.
- Teef: van 61 cm - 68 cm
Fouten
Elke afwijking van de voorgaande punten moet als fout aangemerkt worden, maar naarmate de ernst zwaarder aangerekend moet worden.
Diskwalificerende fouten
- Agressief of overdreven schuw.
- Schofthoogte afwijkend van de door de standaard gestelde limiet.
- Te licht bone.
- Ogen te licht, of blauwe ogen (behalve bij de arlequin).
- Gespleten neus, anders gekleurd dan zwart, ongepigmenteerde vlekken.
- Bovenvoorbijter of ondervoorbijter met contactverlies, ontbreken van drie of meerdere elementen (de eerste premolaren niet meegeteld).
- De ongecoupeerde oren stijf rechtop gedragen.
- Extreem uitgedraaide achtervoeten.
- Enkele hubertusklauwen of het ontbreken van de hubertusklauwen aan de achterbenen.
- Ingekorte of over de rug gedragen staart.
- Vacht: kleur en samenstelling anders dan in de standaard gedefinieerd. Ontbreken van brandaftekeningen. Ruige vacht. Een scherp afgetekende witte vlek, duidelijk zichtbaar op de borst. Bij de arlequin variëteit: teveel grijs, zwart aan een kant en grijs aan de andere, hoofd geheel grijs (afwezigheid van zwart).
N.B.: Reuen moeten twee normaal ontwikkelde volledig in het scrotum ingedaalde testikels bezitten.